Juli 2012
Het programma Close-Up op de TV heeft soms prachtige verhalen van mensen, die iets te betekenen hebben of betekend hebben in onze maatschappij.
Afgelopen maand viel ik in zo’n programma, het was gelukkig nog niet zo lang bezig.
De documentaire heette “The Artist is present”en het ging over een performance-kunstenaar Maria Abramovic. Ik had van haar nog nooit gehoord. Maar mijn zoon Gys natuurlijk wel.
Volgens mij kwam zij uit Joegoslavie. In de TV gids stond: ‘Ze maakte indruk met performances, waarbij ze haar eigen lichaam inzette als ruw materiaal’.
3 maanden lang was zij te zien in een grote Kunsthal in New York. De kunsthal ging ’s morgens open. En dan ging zij zitten op een stoel in een lange gesloten jurk, ik denk van wollen stof. Een tafel tegenover haar en een lege stoel tegenover haar.
De bezoekers kwamen binnen en moesten door een soort levende deur. Die deur was een naakte man en een naakte vrouw, daar moest iedereen langs, die Marina wilde zien.
Je kon een kaartje krijgen om tegenover haar te komen zitten. Er mocht niets tegen elkaar gezegd worden en men mocht elkaar ook niet aanraken. Het mocht niet langer dan 15 min.
Marina en de bezoeker keken elkaar alleen maar aan. Dit ging de hele dag door tot de Kunsthal dicht ging. Drie maanden lang 750.000 bezoekers.
Daar gebeurde iets in die hal, iets magisch, charismatisch, religieus, goddelijks. Zelfs ik als kijker werd er in meegesleept. Het was prachtig, ontroerend, bijna een heilig moment. Die zwijgende ontmoetingen met de ogen, die elkaar alleen maar aankijken. Van sommigen vulden hun ogen zich met tranen. Alle culturen namen plaats, mannen, vrouwen zelfs kinderen.
Ik zag daar iets, waarvan ik het gevoel heb, dat we dat kwijt zijn. De stille ontmoeting, die er soms is van mens tot mens.
Want wat is er een geweld van woorden, die soms via geloof, politiek, familie, gewoon door het leven van alledag over ons heen komt.
Wat ben ik blij, dat ik dit programma heb gezien.