Columns van Ria

Rust

September 2018
“Ooit was het anders, maar tegenwoordig ben je niemand, als je niet werkt. Ik werk, dus ik ben.”
Dit is een uitspraak, die ik een tijdje geleden las in de krant opgeschreven door Rene Diekstra.
Hij zei ook nog in de column: “Werk is de religie van de beter gesitueerden geworden”.
Ik ben daar over na gaan denken, hoe is dat bij mij. Wie ben ik zonder werk, zonder druk zijn, zonder
veel bezigheden. Was werk voor mij ook een soort religie, een hevig moeten, een doel?
Ik ben opgegroeid met een vader, die keihard werkte in zijn tuinderij. ’s Morgens vroeg op en de hele
dag aan het werk. Maar hij zei ook tegen mij als jong meisje :”Ik kan ook liederlijk lui zijn”.
Hij kon met heel veel aandacht naar iemand luisteren, die het moeilijk had. En hij was een vader, die mij als kind aandacht gaf. Was zijn werk het ik ben.? Was het een soort religie?
Ik denk het niet. Hij leerde mij: Doe alles wat je doet goed, alsof het voor de grote Baas boven is.
Maar hij pochte nooit over zijn werk tegenover familie of vrienden. Men werkte zoals iedereen werkte om te overleven.
Ik kan zeggen, dat ik mijn hele leven hard heb gewerkt. Ik deed wat op mijn pad kwam.
En dat was in een organisatie(Continental Sound, Christian Artists, CNV) met heel veel werk en heel veel mogelijkheden, en veel kundes die ik daar allemaal in de praktijk heb geleerd, geen diploma’s? Dan gewoon doen!
Nu ben ik gepensioneerd en doe nog wel wat werk, maar ik kan niet meer pochen over wat ik allemaal doe. Mijn leven is rustiger, heb meer tijd, kan op mijn gemak de krant lezen, kan naar de film gaan met een vriendin. Kan uren Netflix kijken. Kan eigenlijk doen waar ik zin in heb.
Toch is het wennen. Ik zat pas met een aantal vriendinnen koffie te drinken. Leeftijd van de meesten 70 plus. En wat gebeurde er, zij pochten tegenover elkaar hoe druk zij het hadden, met allerlei vrijwilligerswerk etc etc. Mijn gedachten gingen op de loop, en ik dacht: “Welk verhaal heb ik te vertellen, waar kan ik de blitz mee maken?
Jaren geleden vroeg een kunstenares aan mij, wat ik ging doen als ik oud was geworden. Ik was toen een jaar of 40. Ik keek haar aan en er borrelde iets stouts in mij: Als ik oud ben, dan zit ik de hele dag bij mooi weer op een terras met een glas wijn en ga roken. Deze kunstenares was geschokt, zeer geschokt.
Maar ik dacht naderhand, ik ga het echt doen. Ik wil als ik oud ben tijd hebben en de tijd nemen.
Ik ben nog niet stokoud, maar ik ben een begin van die wens aan het maken.
Met terras, of op de bank, met glas wijn of een kop koffie. En sigaar…