Dankzij onze organisatie kregen wij ook contacten in Tsjechië (1983). Libor Mathauser , een dirigent was ons contact. In samenwerking met hem en zijn denominatie lukte het diverse leidende personen op ons Christian Artists Seminar te krijgen (voor schooling. Daar briefwisseling veel te gevaarlijk (voor onze contacten) was (de communisten onderzochten echt alles of iets ‘gevaarlijk’ was), gingen wij er één keer per jaar heen voor overleg. Dat combineerden wij met hun landelijke denominatie conferentie in Praag en viel alles minder op. Zo leerden wij de ouders van Libor kennen. Een intellectuele familie. Maar ook een diep gelovige familie. Vader was architect. Grootvader had vele bekende gebouwen ontworpen, waaronder het huis van de ouders. Overgrootvader had het nationale volkslied gecomponeerd, enz. Het huidige familiehuis was hen door de staat na de oorlog afgenomen. Alle kamers waren aan andere families gegeven. Maar het geloof gaf hen de kracht om in al deze trieste situaties te overleven. Pa en ma Mathauser woonden nu in 1 kamer. En wij mochten daar overdag op de thee komen. Dat werd een fantastische ervaring. Deze mensen hadden hun ware cultuur behouden. Aan de muur de laatste echte, kwalitatieve schilderijen. Er stonden nog de laatste echte mooie klassieke meubelen, ook al waren ze hier en daar beschadigd. Het werd een echte soiree, waar een grande gentleman en een grande dame soiree hielden. Het bijzondere laatste porselein werd uit de kast gehaald voor de thee. De ontbrekende stukjes aan de kopjes vielen niet op, zo bijzonder was dit gebeuren. En daar hebben wij temidden van het verstikkende communisme een cultureel hoogstandje meegemaakt, diep gedrenkt in de ware hoop van het geloof. Oude Mathauser wilde graag meer weten over Nederlandse architectuur en bewonderde de deltawerken. Wat zou hij die eens graag zien.
Een par jaar later werd hij gepensioneerd. Toen pas: als zijn vrouw thuis bleef, kreeg hij uitreisvergunning. En zo hebben wij hem in de herfst (1988) laten komen om zijn droom te verwezenlijken: de deltawerken zien. Dat werd een hele ontroerende rondreis.
Maar wat beslist een cultuurschok was om van lang in de rij staan voor een simpele boodschap (in Praag) en dan zien dat het er hier (Rotterdam) niet zo was, hier te landen in de onvoorstelbare overvloed. Hij wilde dat zien, dus hem meegenomen naar het winkelcentrum Alexandrium. Niet te geloven, zei hij steeds….sinasappels het hele jaar….aardbeien het hele jaar….wat een groenten en niet alleen aardappelen en kool. Hij was het meest verbijsterd door de kaaswinkel. In Praag kon je met wat geluk één soort kaas kopen. Hier was een winkel met bijna honderd soorten kaas en dat was het enige wat ze daar verkochten. Hij is zijn camera gaan halen om dat te fotograferen. Dat kon thuis niemand geloven.
Ook was het voor hem een ontdekking om te zien, dat de TV (toen al) 25 kanalen had. Hij had er maar twee en TV was een paar uur per dag. Hij raakte verliefd op de zapper en bleef maar van kanaal naar kanaal zappen. Zelfs de nachtelijke vreselijke soaps vond hij interessant…
Vele Jaren NA de omwenteling: Ik ben terug in Praag om te spreken op een conferentie. Op de luchthaven: een nieuw aankomstgebouw, waar pascontrole soepel verloopt (ik zal nooit die oude terminal uit communistische tijden vergeten, waar je gemiddeld 7 keer gecontroleerd werd door beambten met een soort nazi-houding en nazi-petten). Het restaurant was nu vrolijk, personeel bijzonder vriendelijk en voorkomend (dat was voor de omwenteling: lelijk en het personeel was ongelooflijk onbeschoft). Het eerste bezoek die middag was een theevisite bij de oude Mathausers (hij nu 87, zij 83). Het huis hadden ze uiteindelijk weer teruggekregen. De gedwongen inwonende families waren langzaam aan het vertrekken, zodat ze nu een paar kamers extra hadden. De prachtige schilderijen waren er nog, ook de statige oude meubels. Kapotte oude kopjes waren vervangen door hele kopjes, wel dezelfde klassieke stijl. Met warmte en liefde werden wij ontvangen, thee werd geserveerd en cake. Deze tijdscapsule van voor het communistische regime had stand gehouden, waarbij de drijvende kracht hun persoonlijk geloof was geweest. En zo konden wij kostbare herinneringen ophalen van voor de oorlog, een paar jaar vrijheid, de machtsovername in 1948, het absurde communistische regime, de tegenwoordige vrijheid. Maar over alles heen dankbaarheid aan God, die hun bron van leven was, zodat ze pas hun 65-jarige huwelijksfeest hadden kunnen vieren. Helaas moesten wij verder naar de conferentie, deze tijdscapsule was als een warm bad. Ja, families kunnen inderdaad, ondanks vreselijke omstandigheden, hun waarden vasthouden. De vraag of God werkelijk kracht geeft, is voor hen altijd een tastbare realiteit geweest. En nu naar het ‘nu’: laten we beseffen hoe gezegend we zijn met zoveel zaken, die we als ‘normaal’ zien. Als je die tijd van het communism hebt meegemaakt, klaag je nooit meer.