Op een zondagmorgen kom je uit je kerkdienst vandaan. Je parkeert je auto bij een bloemenstalletje. En 4 meter voor je zie je opeens dat 2 mannen elkaar heftig tot gort proberen te slaan. Een jongere marokkaan en een krachtige gespierde turk, veertiger. Mensen stappen uit auto’s, iemand belt de politie. We halen de kemphanen uit elkaar. Samen met een potige hollander draag ik de turk onder zijn armen weg. ‘kom op, respect’, ‘dit lost niets op’. De turk wordt rustiger. Andere mannen tillen de marokkaan weg en proberen hem te bedaren. Dat lukt ook. Dan laten ze de marokkaan los, die gaat als een speer naar onze turk en spugt hem in het gezicht. De ellende begint opnieuw. Op de verschillende verdiepingen van de aanpalende flat verzamelt zich aardig wat publiek op de galerijen. De bloemenverkoper gromt, als ze dan niet willen luisteren, laten ze elkaar dan maar in de goot meppen. Een lieve zuster roept: ‘we zijn hier toch om in vrede samen te leven!’ Het maakt de boosheid alleen maar erger. Maar dan gaat het ons allen wat te ver. En weer tillen wij de kemphanen uit elkaar. De marokkaan wordt nu in zijn auto gezet en bemoedigt om vooral nu door te gaan rijden. De turk houden we nog even vast tot de marokkaan exit is, ze zouden eens botsauto’tje kunnen gaan spelen. Onze turk is nu geheel gekalmeerd. ‘Bedankt hoor, bedankt, respect!’ Hij rijdt weg. Een luid applaus klinkt van de galerijen. Als vredestichters maken wij een diepe buiging naar ons publiek, nog luider applaus. Ria en ik konden eindelijk ons bosje bloemen gaan kopen. En dat allemaal na afloop van de kerk en voor de lunch en in ons tamelijk vredige Ommoord.