Verhalen van Leen

Oradea

Het was nog voor de omwenteling en in Roemenië had Ceausecu nog steeds de macht en de Securitate hield het land in een ijzeren greep.
Vanuit ons Europese hoofdkantoor probeerden wij het toch voor elkaar te krijgen, dat de Continentals in al die Oostblok landen konden reizen om kerken, jongeren en gelovigen te bemoedigen. Voor ieder land hadden wij een strategie ontwikkeld. Om de Continentals in Roemenië te krijgen liep het contact via een Amerikaans Congreslid, dat hier regelmatig kwam. Maar er liepen geruchten dat na een Continental bezoek het voor die kerken bijzonder lastig werd. In Hongarije hadden wij eind tachtiger jaren een Amerikaanse Continental dirigente als vooruitgeschoven steunpost; zij studeerde daar en ondertussen kon er verder gebouwd worden aan het netwerk. Met haar een afspraak gemaakt, dat wij samen naar Roemenië zouden gaan om polshoogte te nemen. Leen vloog naar Budapest onder de dekmantel om een toeristenreis te willen gaan organiseren. Daarna samen verder met een Hongaarse auto, zodat alles minder zou opvallen. Bij de Roemeense grens een enorme heisa. Ook al waren de Hongaren broeders van het communisme, hoe men behandeld werd, zou je soms met geen hond doen. Ook wij werden gestript. Leen had juist een Hongaarse LP gekocht. Alles werd in beslag genomen en konden wij terugkrijgen op de terugweg. De enige reden, dat wij erdoor konden, had te maken met een transport medische apparatuur vanuit Engeland, dat op hetzelfde moment daar was en bestemd was voor het hospitaal van Oradea; een bijdrage van organisaties en kerken. We hoorden daar maar bij. Toen naar de eerstvolgende stad, Oradea. We hebben nooit zo veilig gereden. Voor ons een auto van de sucuritate en ook achter ons. We hadden een hotel kunnen regelen. We hebben nooit zo veilig geslapen. Overal securitate. Wel oppassen met wat je zei, dat hele gebouw werd afgeluisterd.
De volgende dag op bezoek bij ons hoofdcontact, een voorganger van een baptistenkerk. Voor het huis een auto met afluisterapparatuur, achter het huis ook een auto met richtmicrofoons. We werden desondanks heel hartelijk welkom geheten. Nee, het ging niet zo goed met zijn gezondheid. Het was niet duidelijk wat er aan de hand was, hij kon zelfs vergiftigd zijn. Maar durfde niet naar een hospitaal, daar de kans groot zou zijn, daar niet levend uit te komen. Tijdens het gesprek zette de voorganger de radio loeihard aan, stopte de telefoon in een kast met kussens erop. De hoofden bij elkaar, zodat we elkaar net konden horen. Hij legde uit, dat het huis ‘gebugd’ was, de telefoon als afluisterstation werd gebruikt en dit zo de enige manier was om even snel te communiceren. Nee, het was niet te adviseren om de Continentals voorlopig te sturen. Sommige kerken hadden geen moeilijkheden gehad, maar andere wel. Een dominee was na een concert opeens door een truck aangereden, en bij aankomst in het ziekenhuis was daar behandeling geweigerd… Het had vermoedelijk één persoon het leven gekost. Wel was er enorme dankbaarheid voor de moeite van de Continentals om toch een aantal keren proberen te komen. Hopenlijk zou zijn eigen gezondheid weer een beetje terugkomen, hij had een aanbod om in Engeland behandeling te krijgen, maar de kans was groot, dat hij daarna niet terug zou kunnen. Hij wilde liever zijn gelovigen hier blijven dienen. Om de boel niet nog moeilijker te maken, we moesten nu stoppen met dit ‘beleefdheidsbezoek’ (de securitate zou hem straks beslist komen ondervragen); en kom beslist morgen (zondag) naar de kerkdienst om de groeten te doen vanuit het westen (want dat betekende een steuntje in de rug, dat men daar op de hoogte was van het één en ander)….. Daarna begeleid door de bekende veiligheidsauto’s naar het hotel. We maakten een ommetje op het plein voor het hotel. Het echte volk bleef op veilige afstand. Er moesten dus speciale agenten meelopen, die herkenbaar waren voor de gewone mensen.
De volgende zondagmorgen naar de kerk. Bomvol. De staat weigerde ieder jaar een bouwvergunning om de kerk iets uit te breiden. Zo ging dat toen. Als westerse gast op de eerste rij. Tijdens het zingen werd je ingefluisterd wat je wel en niet mocht zeggen. De mensen van het medische transport waren er ook. Zij vertelden iets over hun werk en ondersteuning en verbondenheid. Na een lied moest Leen op. Op dat moment was helder te zien, dat verspreid over de achterste rijen zeker een 10 veiligheidsagenten zaten en stonden om gelijk in te kunnen grijpen. Temidden van het kerkvolk vielen deze mannen qua kleding en gedrag gelijk op. Wat zeg je dan? Woorden van dankbaarheid dat je hier met zoveel gastvrijheid was ontvangen. Dat je getroffen was door de vooruitgang van de maatschappij, dat je ziet dat mensen overal en ook hier zich inzetten voor veiligheid en vrede. En dat je verder de hartelijke groeten doet van de Continentals, die besloten hadden om dit jaar niet te komen. En de groeten van kerken in West-Europa… Het bleken de juiste woorden te zijn. Wij konden normaal vertrekken en kregen aan de grens al onze spullen terug en de voorganger kreeg over die morgen geen lastige vragen of nog erger.

Een 6 jaar later was ik terug in Oradea. Je kende de stad bijna niet meer terug. Na de omwenteling waren de mensen rechtop gaan lopen, de kleding was anders, mensen durfden te praten. En het ging nog steeds goed met die kerk en die voorganger.
Maar dat gedoen met die telefoon in die kast en die kussens erover heen, dat vergeet je je hele leven niet meer.